PBS – meer informatie
Bij PBS – ‘Goed gedrag kun je leren!’ komen technieken aan de orde voor het creëren van een goed pedagogisch klimaat op school, waarin geen kind wordt uitgesloten en geen leerkracht zonder ondersteuning hoeft door te ploeteren.
Doel van PBS
Het doel van PBS – Goed gedrag kun je leren! is om de leerprestaties te verbeteren door een gezonde sociale omgeving voor de schooljeugd van alle leeftijden te scheppen
De kern van de PBS aanpak
De volgende zes elementen vormen samen het hart van de PBS aanpak in Nederland.
1. PBS staat voor een schoolbrede aanpak
PBS-scholen werken met een geïntegreerde methodiek voor het stimuleren van gewenst gedrag op school en het creëren van een positief schoolklimaat. De vaste onderdelen van het programma richten zich steeds op drie niveaus: de hele school, de afzonderlijke groepen en de individuele leerlingen.
PBS is een methodiek met een overkoepelende functie. Algemeen bekende preventieprogramma’s en methoden met vergelijkbare uitgangspunten (zoals bijvoorbeeld Taakspel, Kanjertraining, de Vreedzame school en diverse Pestprogramma’s) passen naadloos in de aanpak.
2. Preventie staat centraal
Scholen die aan de slag gaan met PBS voeren een preventief beleid binnen de school, gericht op het bevorderen van gewenst gedrag bij alle leerlingen. Daarnaast richt de methodiek zich op de behoeften van individuele leerlingen, met als doel alle leerlingen optimaal te laten profiteren van het geboden onderwijs.
3. PBS-scholen maken gedragsverwachtingen concreet, leren gewenstgedrag aan en bekrachtigen dit gedrag systematisch
– De school stelt haar basiswaarden vast en vertaalt deze naar concreet gedrag.
– Gewenst gedrag wordt structureel aangeleerd, geoefend en herhaald.
– Gewenst gedrag wordt systematisch bekrachtigd.
– Er zijn duidelijk omschreven consequenties die volgen op het overtreden van gedragsregels.
4. De PBS-school stuurt op data over het gedrag van de leerlingen
De school maakt actief gebruik van systematische gegevensverzameling. Om systematisch zicht en toezicht te houden op de ontwikkeling van leerlingen en vroegtijdig te kunnen ingrijpen bij problemen, hanteert de school o.a. incidentenregistratie. Ook gebruikt de school de gegevensverzameling om zicht te krijgen op het PBS-implementatieproces.
5. Er is sprake van partnerschap met ouders en samenwerking met de keten
Het samenwerken met de ouders is een belangrijk onderdeel van de methodiek. De school ontwikkelt manieren om een positieve band met de ouders op te bouwen en met hen samen te werken vanuit gezamenlijke waarden en verwachtingen. Daarnaast richten PBS-scholen zich op korte lijnen met de zorg op het moment dat specifieke hulp nodig is voor leerlingen.
6. PBS wordt geborgd met een kwaliteitssysteem
Wanneer scholen werken met PBS, is er expliciete aandacht voor het borgen van de kwaliteit van de methodiek na implementatie. Hiertoe wordt een systeem voor certificering van scholen ontworpen.
De Stop – Loop – Praat routine
Pestpreventie in het groene basisniveau van PBS gaat uit van drie stappen als reactie op pesten: ‘stop’, ‘loop weg’ en ’praat’. Met het team is afgestemd welk gebaar we daarbij hanteren.
Bij ‘Stop’ wordt een handgebaar gebruikt waarbij de hand op borsthoogte wordt gehouden en de vingers recht omhoog gestrekt zijn. Daarbij wordt de adem laag gebracht en stevig ‘Stop’ gezegd.
De leerlingen leren in de pestpreventielessen hoe zij dit kunnen doen. Er wordt aandacht besteed aan stevig staan, stevig stop zeggen en het goede handgebaar.
Wanneer dit niet het gewenste effect heeft en het pesten gaat door, leren we de leerlingen door te gaan naar de tweede stap: ‘loop’. Daarbij is het vooral de bedoeling de aandacht voor het pesten weg te halen, net als de kaars waar geen zuurstof meer voor is, zodat het pestgedrag stopt. We leren de leerlingen stevig staan, met de adem in hun buik, kin is recht naar voren, borst ietsje vooruit, schouders ontspannen laten hangen en armen ontspannen laten mee zwaaien. De leerling kijkt zelfverzekerd naar de ander, stapt gecentreerd weg, blijft de ander aankijken en zodra de ander uit het gezichtsveld is, lopen ze weg.
Mocht blijken dat het pesten niet stopt, dan is de derde reactie: ‘praat’ van toepassing. De leerling gaat dan naar een volwassene toe en vraagt om hulp voor het oplossen van het probleem.
Degene die ongewenst gedrag vertoont kent deze drie stappen stop-loop-praat ook en heeft dus twee keuzemomenten om er voor te kiezen zelf te stoppen, gaat de leerling door totdat de ander leerling naar de leerkracht stapt en praat, dan is dit grensoverschrijdend gedrag.
Medeleerlingen hebben ook een verantwoordelijkheid als toeschouwer. Volgens dezelfde routine stop-loop-praat ondersteunt de toeschouwer de ‘gepeste’ leerling. Ook de toeschouwer kan de leerling steunen door ook ‘stop’ te roepen, vervolgens indien nodig met de ‘gepeste leerling’ mee uit de situatie te lopen en zelfs uiteindelijk mee naar de leerkracht te gaan om te praten.
De toeschouwer, de omstander, heeft een steunende rol, die in dit proces erg belangrijk is.
De woorden ‘pester’ en ‘gepeste’ zetten we hier tussen haakjes. Wij benoemen dit gedrag en degene die het uitvoert niet als zodanig. Wij hanteren het motto: ‘Alles wat je aandacht geeft, groeit’. Dus als wij als leraren veelvuldig het woord pesten noemen schenken we aandacht aan wat we juist niet willen zien. SWPBS schenkt aandacht aan gedrag wat we juist wel willen zien, positief gedrag wordt daarom beloond: een goede stop-loop-praat routine, je medeleerling ondersteunen als toeschouwer, op tijd stoppen met ongewenst gedrag is op onze school een compliment waard! In de pestpreventielessen wordt niet gesproken over pesten, maar over niet respectvol of ongewenst gedrag.